Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3779

Datum uitspraak2008-10-23
Datum gepubliceerd2008-11-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5386 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om herziening. Termijnoverschrijding. Niet-ontvankelijkverklaring. Sociaal rapport is na besluit opgemaakt. Termijn voor het maken van bezwaar was duidelijk.


Uitspraak

07/5386 WUBO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) uitspraak: 23 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 17 augustus 2007, kenmerk BZ 7861, JZ/R90/2007, ten aanzien van hem genomen besluit. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2008. Daar is appellant niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. In januari 2007 heeft appellant bij verweerster een verzoek ingediend de naar aanleiding van zijn aanvraag van november 1995 genomen beslissingen te herzien. Verweerster heeft dat verzoek afgewezen bij besluit van 25 april 2007, op gelijke datum aan appellant verzonden, onder overweging dat appellant bij zijn verzoek geen nieuwe medische feiten of gegevens heeft vermeld op grond waarvan alsnog dient te worden geoordeeld dat er bij appellant sprake is van blijvende invaliditeit als gevolg van het ondergane oorlogsgeweld in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. 1.2. Tegen dat besluit heeft appellant bezwaar gemaakt bij schrijven van 7 juni 2007 dat door middel van een faxverzending op 8 juni 2007 door verweerster is ontvangen. 1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerster appellant in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voor de indiening van een bezwaarschrift op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldende termijn van zes weken. In dat verband is overwogen dat de door appellant genoemde omstandigheden de termijnoverschrijding niet kunnen verontschuldigen zodat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. 2. Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt. 2.1. Gezien de hierboven weergegeven feiten staat vast dat appellant de bezwaartermijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb heeft overschreden. 2.2. Appellant heeft zowel in bezwaar als in beroep ter verklaring van de termijnover-schrijding naar voren gebracht - samengevat - dat er fouten zijn gemaakt en daardoor onduidelijkheden zijn ontstaan, aangezien hij kort voor de afgifte van het besluit van 25 april 2007 bezoek heeft gehad van een rapporteur van de Stichting 1940-1945 voor het opmaken van een sociaal rapport. Zo is het rapport, dat pas op 14 mei 2007 werd ontvangen, na de afgifte van het besluit opgemaakt en ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken, aldus appellant. 2.3. Naar het oordeel van de Raad heeft verweerster in hetgeen appellant heeft aangevoerd terecht geen aanleiding gezien om niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Hiertoe overweegt de Raad dat onder het besluit van 25 juni 2007 duidelijk is omschreven, dat indien appellant zich met het besluit niet kan verenigen bezwaar kan worden gemaakt en binnen welke termijn dit bezwaar dient te worden gemaakt. De omstandigheid dat het sociaal rapport pas na genoemd besluit aan appellant is toegezonden, maakt dat niet anders. Daaruit had appellant kunnen afleiden dat met dit rapport bij het nemen van het besluit geen rekening was gehouden. Dit had op zich voor appellant een reden kunnen zijn om bezwaar te maken tegen het besluit op zijn herzieningsverzoek en wel binnen de op dit besluit vermelde termijn. 3. Gelet het voorgaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden. 4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2008. (get.) H.R. Geerling-Brouwer. (get.) M. van Berlo. HD